De hervorming van het Gemeenschappelijk Visserijbeleid (samen met SALV)
Advies Biodiversiteit
Samenvatting
- Adviesdatum
- 05 jul 2012
- Productnummer
- 2012-045
De Minaraad en de SALV zijn algemeen positief over de aanpak van de hervorming van het Gemeenschappelijk Visserijbeleid. De Commissie legt een dossier voor dat de aanzet kan vormen voor een fundamentele en maatschappelijk gedragen bijsturing van het Gemeenschappelijk Visserijbeleid.
De Raden pleiten er voor dat het Visserijbeleid coherent zou zijn met en afgestemd op de Kaderrichtlijn Mariene Strategie. Dit geldt voor de tijdslijnen van de twee regelgevingen. Zo is het voor descriptor 3 voor de omschrijving van de goede milieutoestand van het mariene milieu wenselijk de timing van het GVB te volgen.
De Raden zijn van oordeel dat de afstemming van de quota op de “maximale duurzame opbrengst” (MDO) zal leiden tot een merkbare verbetering van de visbestanden. Ze aanvaarden de doelstelling om een MDO-status te bereiken tegen 2015, waar mogelijk. Wanneer MDO tegen 2015 niet haalbaar is, dan moet worden gezocht naar manieren om toch zo snel mogelijk in die richting te evolueren. Voor de gemengde visserij is het bereiken van een MDO status per vissoort in de praktijk moeilijk toepasbaar. Het ICES onderzoek over het toepasbaar maken van het MDO-principe op een gemengde visserij is echter nog in de beginfase en het kan nog lang wachten zijn op de definitieve resultaten. Waar de termijn niet gehaald kan worden, kunnen de streefwaarden van de meerjarenplannen bijgesteld worden met het oog op het zo spoedig mogelijk vissen op het MDO-niveau. In afwachting van de definitieve resultaten van het ICES onderzoek voor een MDO-principe voor de gemengde visserij, is het ook nodig om naar andere manieren te zoeken om MDO-status te bereiken (bv. via trendbased assessments).
De bij de hervormingsvoorstellen gehanteerde ecosysteembenadering zou volgens de Raden in eerste fase tot een vermindering van de visserijdruk moeten leiden – in het vooruitzicht dat de vangsten daarna terug kunnen toenemen. De Raden vragen evenwel naar een spoedige omzetting van de definities en principes van dit concept in meetbare doelstellingen.
De Raden bestempelen de aanlandingsverplichting als een “end-of-pipe” aanpak: maatregelen die teruggooi voorkomen, zoals de inzet op duurzamer visserijtechnieken, kunnen de teruggooi tot een minimum terugbrengen en hebben meer strategisch belang. Aansluitend bij deze beoordeling van de teruggooi, sluiten de Raden zich aan bij het principe van de cascade van maximalisatie van het waardebehoud en stellen ze voor deze toe te passen op de visserij. Tegelijk wijzen de Raden er op dat er zich ook veel voedselverlies voordoet op het niveau van de consument en vragen ze dat maatregelen zouden genomen worden om een plaats in de markt voor die visserijproducten te verzekeren.
De Raden maken voorbehoud bij de voorstellen van de Europese Commissie inzake de uitbouw van een “duurzame, concurrerende en diverse aquacultuur”: er moeten immers nog heel wat moeilijkheden overwonnen worden om tot zo’n duurzame aquacultuur te komen.
Wat betreft de oprichting van regionale adviesraden, hebben de Raden nog een reeks suggesties en aanmerkingen.
De Europese Commissie zal voorstellen doen om alle subsidies voor de visserij die schadelijk kunnen zijn voor het milieu, geleidelijk af te bouwen. Op termijn moet de financiële steun beperkt worden tot deze socio-economische maatregelen die nodig zijn om de vlootcapaciteit in evenwicht te brengen met de beschikbare vis. De Raden stellen echter vast dat het begrip “overcapaciteit” vooralsnog niet eenduidig is gedefinieerd, en dat de methode om deze vast te stellen nog niet vast staat. Overigens is er voor België geen sprake van overcapaciteit.
Eventuele afbouwprogramma’s van overcapaciteit in de EU mogen er niet toe leiden dat deze af te bouwen capaciteit geëxporteerd zou worden naar derde landen. Overeenkomsten met derde landen moeten voldoende garanties bieden wat betreft de duurzaamheid van de te verrichten Europese investeringen in de visserij van die derde landen, en de Europese vloot die extern actief is moet aan gelijkwaardige regels en controles onderworpen worden als deze die in de communautaire wateren actief is.
Bij het voorstel om overdraagbare visserijconcessies te introduceren, menen de Raden dat de balans van voor- en nadelen in de richting van het laatste overhelt. Er zijn dan ook andere oplossingen nodig om het overcapaciteitsprobleem aan te pakken: (1) een verplichte afbouw van de overcapaciteit opnemen in de hervorming; (2) een voorkeurstoegang tot bestanden voor de meest duurzame vissers; (3) een optionele inzet, op lidstaatniveau, van het systeem van overdraagbare visserijconcessies en (4) de mogelijke introductie van lange termijn beheerplannen met het oog op de afbouw van overcapaciteit en afstemming van de capaciteit op duurzaamheidscriteria.
Bovendien mag de doelstelling om capaciteit te verminderen niet de visserij van lidstaten zonder overcapaciteit in het vizier nemen. Voor die lidstaten moet het effect vooral gezocht worden op duurzamere visserij, minder IOO-vangsten en meer efficiëntie voor de visserij.
Coördinator
: Naam | Dirk Uyttendaele |
---|---|
: Functie | adviseur (waterbeleid en lokaal milieubeleid) |
: Organisatie | Minaraad |