Het beginsel “geen ernstige afbreuk doen aan” en het Vlaams relanceplan
Advies Bestuurskwaliteit
Samenvatting
- Adviesdatum
- 11 mrt 2021
- Productnummer
- 2021-009
Met dit briefadvies wil de Minaraad in het kader van het relancebeleid een invulling geven aan zijn opdracht.
De Europese Verordening tot instelling van een faciliteit voor herstel en veerkracht (de zgn. “RRF-verordening”) bepaalt dat geen van de maatregelen in een plan voor herstel en veerkracht ernstig afbreuk mag doen aan milieudoelstellingen in de zin van artikel 17 van de Taxonomieverordening. Op 12 februari 2021 bracht de Commissie via een mededeling technische richtsnoeren uit over de vraag hoe het “geen ernstige afbreuk doen aan”-beginsel concreet moet worden toegepast op de investeringen en hervormingen die de Lidstaten wensen voor te dragen in het kader van het relancebeleid waarvoor zij Europese co-financiering zouden willen bekomen.
Op basis van de versies van de Vlaamse fiches waarover de Minaraad beschikt en die als Vlaamse insteek werden ingebracht in het Nationale Plan voor Herstel en Veerkracht, leidt de Raad af dat er voor de betreffende maatregelen tot dusverre nog geen systematische toetsing is gebeurd aan dit beginsel.
De Minaraad vraagt om op een tijdige, zorgvuldige en afgewogen manier werk te maken van deze oefening en brengt hiervoor verscheidene redenen naar voor, waaronder het versterken van de bijdrage tot het beoogde duurzaam herstelbeleid en het vergroten van de kans op een goede beoordeling van het plan door de Commissie.
Om een eerste zicht te geven in enkele kernpunten van de benodigde toetsing aan het “geen ernstige afbreuk doen aan”-beginsel, bevat het briefadvies ook een bijlage met een zeer bondige samenvatting van de technische richtsnoeren van de Commissie.
Vanwege de beleidsvoornemens die de Vlaamse Regering eerder heeft vertolkt in Visie 2050 en in Vizier 2030, gaat de Minaraad ervan uit dat er in de afgelopen jaren bij de onderscheiden departementen en agentschappen voldoende kennis en ervaring is opgebouwd om bij te dragen tot deze beoordelingsoefening. Niettemin is het duidelijk dat het departement en de agentschappen van het Omgevingsdomein, vanuit hun inhoudelijke taakstelling en expertise, in deze oefening een belangrijke rol kunnen vervullen.