Watertoets - eigen initiatief (samen met SERV)

Advies Klassiek milieubeleid

Samenvatting

Adviesdatum
05 jul 2011

sleen1.png

Naar aanleiding van hun gezamenlijk advies van april 2011 over het watertoetsbesluit wilden Minaraad en SERV nog andere elementen van de watertoets aankaarten. De raden hadden daarvoor echter niet de tijd binnen de gelimiteerde adviesvraagprocedure. Vandaar dat zij beslisten om op eigen initiatief een aanvullend advies uit te brengen.

In hun aanbevelingen stellen de raden dat de problemen voor het watersysteem aangepakt moeten worden op het geëigende niveau. Tijdens de planopmaak dient de verantwoordelijke overheid na te gaan welk niveau de maatregelen kostenefficiënter kan regelen. Duidelijkheid die gecreëerd is op planniveau zal het werk voor de administratie op vergunningsniveau verlichten en zal duidelijke richtlijnen verschaffen aan de initiatiefnemer. Hoe lager het planniveau, hoe meer de richtlijnen verfijnd kunnen worden.

De initiatiefnemers moeten volgens de raden proactief rekening kunnen houden met de impact op het watersysteem. Opdat zij zich bewust zouden zijn van het feit dat hun project in overstromingsgevoelig gebied is gelegen, stellen de raden voor dat op het aanvraagformulier van de stedenbouwkundige vergunning een aan te vinken vak voorzien wordt. Op hetzelfde formulier zou het mogelijk moeten zijn om in een “open veld” op beknopte wijze aan te geven hoe er rekening werd gehouden met de impact op het watersysteem.

Essentieel voor een goede watertoets is het vaststellen van schadelijke effecten, hoe deze vermeden, beperkt, hersteld of gecompenseerd kunnen worden. Dat is echter niet zomaar eenduidig in algemene regels te vatten. Het is daarom belangrijk dat die kennis beschikbaar is bij de advies- en vergunningsverleners. Daarom stellen de raden voor dat eerst werk wordt gemaakt van een handleiding en een internetinstrument om schadelijke effecten vast te stellen en ze te vermijden.

Voor de transparantie en de rechtszekerheid voor de vergunningsaanvragers vragen de raden dat dezelfde basiskaart met overstromingsgevoelige gebieden zou gebruikt worden door alle overheden. Nieuwe externe informatie bij lokale besturen dient zo snel mogelijk in de basiskaart geïntegreerd te worden.

Uiteraard vragen de raden dat de adviezen van een egaal hoog niveau zijn. De raden onderschrijven ook de aanbeveling van de Coördinatiecommissie Integraal Waterbeleid (CIW) die stelt dat er bijkomende richtlijnen nodig zijn voor het formuleren van adviezen. Bij een ongunstig advies vragen de raden dat de adviesverlener zijn ongunstig advies goed motiveert zodat de aanvrager zijn project kan aanpassen. Ook van de vergunningsverlener vragen de raden motivering in de verschillende situaties, zowel waarom hij zich het advies eigen maakt als waarom hij het advies (gedeeltelijk) niet volgt.

De handhaving van de vergunningsvoorwaarden die via de watertoets worden opgelegd, worden best via de stedenbouwkundige handhaving en milieuhandhaving verankerd. Opdat de handhaving van de watertoetsvoorwaarden voldoende aandacht zou krijgen, moet in het plan van aanpak van het Handhavingsplan Ruimtelijke Ordening meer aandacht besteed worden aan het uitvoeren van de maatregelen om te voldoen aan de watertoets.

In het flankerend beleid benadrukken de raden het belang van informatie. Zij zien bij de verkoop van grond een informatieplicht over de al dan niet ligging in overstromingsgebied en een folder met laagdrempelige informatie over de consequenties van een aankoop van onroerend goed in overstromingsgevoelig gebied.

Volgens de raden moeten op korte termijn prioritaire gebieden aangeduid worden waar het risico op schade aan bestaande of geplande bebouwing aanzienlijk is. Voor deze gebieden dient een geïntegreerde aanpak uitgewerkt te worden met de inzet van verschillende maatregelen. Wanneer blijkt dat bestemmingswijzigingen deel uitmaken van de meest optimale mix van maatregelen en gelet op het uitgangspunt dat de problemen moeten aangepakt worden op het geëigende niveau, kan de waterproblematiek de aanleiding zijn om hiervoor een RUP-procedure op te starten. Dit kan betekenen dat gebieden worden aangeduid die van belang zijn voor waterberging of waterbescherming en waar schade aan (geplande) bebouwing niet voorkomen kan worden.

Wanneer een harde bestemming omwille van de watertoets niet gerealiseerd kan worden, dan verwachten de raden een planologische bestemmingswijziging met de mogelijkheid om de planschade in te zetten. Die procedure sleept soms lang aan. Wanneer uit de watertoets blijkt dat een perceel nooit mag bebouwd worden, dan is er ook de mogelijkheid om een erfdienstbaarheid tot openbaar nut op te leggen. Omgekeerd moet de aanvrager van een vergunning op een perceel waarvoor de facto een bouwverbod opgelegd wordt, de gelegenheid krijgen om het instellen van een erfdienstbaarheid tot openbaar nut op te eisen. Het gebruik van het instrument impliceert een verankering in het DIW. De vergoeding voor bouwverbod door erfdienstbaarheid moet inhoudelijk en financieel analoog zijn met de planschade. Daar boven op bestaat nog de mogelijkheid van de planologische ruil als instrument van schaderegeling, waarbij overheden eigen gronden in de ruiloperatie betrekken.

Minaraad en SERV keurden het gezamenlijke advies unaniem goed.

Coördinator
: Naam Dirk Uyttendaele
: Functie adviseur (waterbeleid en lokaal milieubeleid)
: Organisatie Minaraad

Co-auteur(s)
: Naam LinkedIn profiel van Annick Lamote Annick Lamote
: Functie Attaché
: Organisatie SERV
: E-mailadres alamote@serv.be
: Telefoon 02 209 01 11


Downloads

Gezamenlijk advies met SERV over de watertoets

Download (grootte: 89.6 KB, type: application/pdf)